Het kweken van de Otocinclus macrospilus (Gemarmerde Otocinclus) in een aquarium is uitdagend maar mogelijk. 

Het vereist specifieke omstandigheden, zoals een dicht beplant aquarium, een gevarieerd dieet en soms het nabootsen van seizoensveranderingen. 

Voorbereiding van het kweekaquariumAquarium: Gebruik een apart kweekaquarium (minimaal 40 liter) dat al enige tijd draait, zodat er een natuurlijke algengroei op de oppervlakken aanwezig is.

Inrichting: Zorg voor veel planten, drijfhout en stenen waar de vissen hun eieren op kunnen afzetten en waar de jongen zich kunnen verstoppen.

Waterwaarden: Otocinclus verkiest licht zuur tot licht basisch en licht zacht tot licht hard water, met een temperatuur tussen 20-26°C. Een goede zuurstofvoorziening en lichte stroming zijn belangrijk.

Groepsgrootte: Begin met een grote groep (vier of meer) om de kans op een succesvol kweekkoppel te vergroten, omdat ze kieskeurig kunnen zijn in partnerkeuze.

Voeding: Conditioneer de vissen met een eiwitrijk en gevarieerd dieet, naast algen. Dit kan bestaan uit algenwafels, spirulinapoeder, zachte groenten (zoals komkommer) en eventueel levend voer zoals watervlooien. 

Het kweekproces

Paai-inductie: Om het paaien te stimuleren, kun je grote (50%) waterverversingen met koeler water uitvoeren om seizoensgebonden overstromingen en zware regenval na te bootsen.

Paargedrag: Mannetjes volgen de vrouwtjes, waarna het mannetje zich in een 'T-positie' (vergelijkbaar met Corydoras) vastklemt aan de kop van het vrouwtje, die vervolgens 1-2 eieren tegelijk legt op bladeren of andere oppervlakken. Dit proces herhaalt zich totdat zo'n 30-40 eieren zijn afgezet.

Verwijderen van eieren/ouders: 

De ouderdieren kennen geen broedzorg en kunnen hun eigen eieren of jongen opeten. Het is aan te raden de eieren voorzichtig te verwijderen en in een apart, goed belucht opgroeibakje te plaatsen, of de volwassen vissen te verplaatsen.

Uitkomen van de eieren: 

De eieren komen na ongeveer 3 dagen uit. 

Opfok van de jongen

Voeding: De jonge Otocinclus zijn extreem klein en hebben zeer fijn voer nodig. Begin met micro-voer zoals groene algen, infusoria (paramecium), spirulinapoeder en later zeer fijn stofvoer.

Naarmate ze groeien, kun je overschakelen op pas uitgekomen artemia-naupliën.

Filtratie: Gebruik een zacht werkend filter, zoals een sponsfilter, om te voorkomen dat de kleine larven in de filter terecht komen.

Hygiëne: Zorg voor een zeer schone omgeving, aangezien de jongen gevoelig zijn voor waterkwaliteit. Succesvolle kweek vereist toewijding en de juiste omstandigheden, maar het is een lonende ervaring voor de ervaren aquariaan. 

AI-reacties kunnen fouten bevatten. Meer informatie

Vrouwelijke Otocinclus macrospilus zijn over het algemeen groter met een ronder lichaam, terwijl mannetjes kleiner zijn.

Een ander belangrijk verschil is de vorm van de aarsvin en buikvinnen;

bij mannetjes zijn deze vaak langer en sierlijker.

Ook de bek kan een indicatie zijn, hoewel dit moeilijker te zien is, met mannetjes die een platte onderlip en vrouwtjes die een soort kuiltje in de onderlip hebben. 

Verschillen tussen mannetje en vrouwtje

Grootte en lichaamsvorm: Vrouwtjes zijn doorgaans groter en hebben een ronder, voller lichaam.

Mannetjes zijn kleiner en slanker.

Vinnen:

Aarsvin: Bij mannetjes is de aarsvin (de vin aan de onderkant bij de staart) langer en loopt deze vaak verder dan de staart.

Bij vrouwtjes is de aarsvin korter en eindigt deze ongeveer bij het staarteind.

Buikvinnen: De buikvinnen van mannetjes zijn vaak langer en sierlijker dan die van vrouwtjes.

Bek:

Vrouwtjes: Hebben een holte of kuiltje in de onderlip en onderste deel van de bekholte, wat lijkt op een komvormige glooiing.

Mannetjes: Hebben een vlakke onderlip, en soms zelfs een lichte kromming naar binnen, wat lijkt op een soort onderkin.

Leeftijd: Deze kenmerken zijn pas duidelijk zichtbaar bij volwassen vissen. Bij jonge dieren is het onderscheid vaak lastig te maken.